Bas van der Wal is dit seizoen trainer van ATC ’65 en traint daar momenteel de JO15- 1. Het niveau ligt hoog; met zijn ploeg komt hij uit in de Landelijke 2e Divisie, waar ze het onder meer opnemen tegen BVO Cambuur Leeuwarden. Als oud-speler van de voetbalacademie van FC Twente raakte hij op jonge leeftijd al betrokken bij het trainersvak, doordat hij destijds als stage liep bij de vrouwenafdeling van de club. “Daar maakte ik voor het eerst kennis met specifieke techniektraining. In de loop der jaren ben ik daar verder mee gaan experimenteren en heb ik mezelf steeds verder kunnen ontwikkelen.”
Tekst: Tom Druppers | Beeld: Bas van der Wal
“Oefenstof van Wiel Coerver heeft mij altijd geïnteresseerd omdat hij als één van de eerste aandacht besteedde aan techniektraining. Alleen ik vond zijn oefeningen altijd zo geïsoleerd! Het was vaak alleen gericht op de uitvoering van de beweging. Daardoor werd de beweging een doel voor spelers, terwijl het een middel moet zijn om een tegenstander te passeren. Dat heeft mij destijds aan het denken gezet. Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat je niks los van elkaar kan zien. Ik ben vanaf toen zoveel mogelijk elementen van het voetbalspel, zoals timing, communicatie, oriëntatie en samenwerken, gaan verwerken in mijn techniektrainingen.”
Tijdens zijn eerste weken als trainer bij de Hengelose club merkte hij op dat zijn spelers veel moeite hadden met het verwerken van de bal wanneer ze onder druk werden ingespeeld. “Zo kwam de bal vaak stil onder de speler te liggen, waardoor het voor de tegenstander eenvoudig was om te kunnen duelleren.” Van der Wal wilde graag dat zijn spelers zich meer bewust werden van de omgeving en de invloed die ze zelf hadden op het vervolg, door middel van een juiste balaanname. “Door deze oefenvormen moeten spelers veel bezig zijn met voororiëntatie. Het gebruik van kleuren is een tool om spelers hier impliciet kennis mee te laten maken, want nadat er een kleur benoemd wordt moeten ze dat zo snel mogelijk zien te vertalen naar een voetbaltechnische handeling.”
Van der Wal probeert deze oefenstof ook terug te laten komen in wedstrijdsituaties. “Want er zijn veel momenten in wedstrijden waarin voororiëntatie van groot belang is.” Ter illustratie gebruikt hij een voorbeeld van zijn eigen team tijdens het opbouwen. “Wij willen liever niet dat een van onze vleugelverdedigers wordt ingespeeld tijdens de eerste fase van het opbouwen, want dat is vaak voor een tegenstander een moment van druk zetten. Echter kan de back wel later betrokken worden in het spel en dan is het van belang hij zich bewust is van de ruimte om zich heen, want dat is weer bepalend voor de manier waarop hij de bal meeneemt.”
TRAINING 1
VOETBALPROBLEEM: In het begin van het seizoen werden spelers regelmatig verrast als zij bij hun eerste aanname onder druk kwamen te staan. Eerste aannames sprongen van de voet af, hadden geen intentie, met als gevolg: onrust en onnodige duels.
DOELSTELLING: In de komende trainingen geven we aandacht aan de balaanname. We behandelen dan niet alleen de technische uitvoering, maar ook de voororiëntatie (kijkgedrag) en het maken van keuzes in verschillende situaties.
EVALUATIE: In de training zag je bewustwording bij spelers. De spelers begrijpen nu beter waarom het belangrijk is om voor een aanname te oriënteren en een keuze te maken in hun eerste aanname. Wel blijft het voor een aantal spelers moeilijk om in een korte tijd meerdere handelingen te verrichten. Door wedstrijdechte vormen trainen de spelers onder weerstand, waardoor de technische handeling onder druk uitgevoerd
moet worden.
Oefenvorm 1: Frontale aanname
Organisatie
• De twee gele spelers dribbelen richting de witte poort (twee hoedjes) en horen vlak voor ze daar arriveren een kleur van de trainer waar ze niet doorheen mogen met de bal (in de tekening de kleur ‘wit’). Ook mag er niet door een poortje gedribbeld worden waar de andere speler op dat moment naartoe gaat
• Bij meer dan 12 spelers met twee organisaties werken
• Passafstand is 7 meter. Afstand tussen balaanname en de drie poorten is 5 meter
Coaching
• Over de bal kijken
• In de dribbel de bal meer onder je hebben (Arjen Robben-dribbel) om op het laatste moment nog van richting te kunnen veranderen.
• Vanuit beweging de bal vragen
• Bal met het buitenste been verwerken
• Over de bal kijken na de eerste aanname
• Voorover vallen met het bovenlichaam in de richting waar je naartoe wilt
Variatie
• Twee of drie kleuren benoemen. De speler mag dan niet door het poortje met de laatst benoemde kleur dribbelen
• Het benoemen van een bepaalde kleur (bijvoorbeeld ‘geel’) heeft een andere betekenis; wanneer ‘geel’ geroepen wordt door de trainer moeten de spelers door een poortje met de kleur ‘blauw’
Oefenvorm 2: Frontale aanname met doeltjes
Organisatie
• Speler van blauw speelt een speler van geel in en noemt twee kleuren. De speler van geel die de bal ontvangt moet dan door het witte poortje dribbelen en vervolgens afronden op het doeltje met de gele pylon.
• Nadat de eerste serie is afgewerkt sluit de speler van blauw aan bij geel en als de speler van geel heeft afgewerkt sluit hij aan bij de spelers van blauw.
• Passafstand is 8 meter. Afstand van de balaanname richting de poortjes is 3 meter. De afstand tussen de poortjes en de doeltjes is 11 meter
• Bij meer dan 10 spelers met twee organisaties werken
Coaching
• Over de bal kijken.
• In de dribbel de bal meer onder je hebben (Arjen Robbendribbel) om op het laatste moment nog van richting te kunnen veranderen.
• Vanuit beweging de bal vragen.
• Bal met het buitenste been verwerken
• Over de bal kijken na de eerste aanname
Variatie
• Het benoemen van een bepaalde kleur (bijvoorbeeld ‘geel’) heeft een andere betekenis; wanneer ‘geel’ geroepen wordt door de trainer moeten de spelers door een poortje met de kleur ‘blauw’
Oefenvorm 3: Positiespel 6 tegen 6 gericht op alle aannames
Organisatie
• Er wordt een positiespel 4 (geel) tegen 4 (blauw) gespeeld. Twee spelers per team in de vakken aan beide overzijden van het speelveld. Beide teams kunnen één punt verdienen door de bal van het ene vak naar het vak aan de andere kant te spelen. Wanneer de bal wordt verplaatst moet de ontvangende kaatser in het aparte vak de bal tijdens zijn eerste balaanname het speelveld inkomen. Een andere speler van het desbetreffende team neemt dan de vrijgekomen plaats in het vak in.
• Als de bal uit is of er wordt gescoord brengt de trainer een nieuwe bal in. Dat doe je bewust om snelheid in het spel te houden en bepaalde spelers vaker in (onverwachte) aannamesituaties te brengen
Coaching
• Aanname aanpassen aan de omgeving: voor het ontvangen van de bal, de omgeving scannen
• Bij een aanname frontaal initiatief nemen: op een hoog tempo indribbelen
• Spelers die weg van de bal bewegen moeten uit de lijn van de directe tegenstander stappen om aanspeelbaar te worden. Hierdoor kunnen de spelers direct opendraaien wanneer ze worden ingespeeld
TRAINING 2
VOETBALPROBLEEM: In het begin van het seizoen werden spelers regelmatig verrast als zij bij hun eerste aanname onder druk kwamen te staan. Eerste aannames sprongen van de voet af, hadden geen intentie, met als gevolg: onrust en onnodige duels.
DOELSTELLING: In de komende trainingen geven we aandacht aan de balaanname. We behandelen dan niet alleen de technische uitvoering, maar ook de voororiëntatie (kijkgedrag) en het maken van keuzes in verschillende situaties.
Oefenvorm 1: Open aannames
Organisatie
• Speler van geel komt het speelveld in en wordt ingespeeld door een speler van geel. De speler van geel neemt de bal open aan en dribbelt terug naar zijn eigen groep. Vervolgens draaien de rollen om en komt er een speler van geel het veld in, hij ontvangt een pass en verwerkt deze op dezelfde manier en sluit dan weer bij zijn eigen groep aan
• De veldafmetingen van de ‘driehoek’ zijn 3 m x 3 m. De afstand van de pass is 8 meter
Coaching
• Explosief vrijkomen (vanuit een sprint)
• Opengedraaid staan
• Op het laatste moment contact maken met de bal
• Bal rollend houden
• Voorover vallen met het bovenlichaam in de richting waar je naartoe wilt
Variatie
• Makkelijker maken: passafstand vergroten (spelers meer tijd / ruimte geven)
Oefenvorm 2: 1 tegen 1: open aanname
Organisatie
• De speler van geel speelt de trainer in. Hij ontvangt de bal direct weer terug en moet een rode speler in een van de twee vakken aan de overzijden bereiken. De speler van blauw mag na de eerste pass van de speler van blauw starten met verdedigen. Als hij de bal weet te veroveren probeert hij ook een van de twee rode spelers in de twee aparte vakken te bereiken
• Het bereiken van een speler in een van de twee vakken levert één punt op. Wanneer de bal uitgaat of een van beide spelers heeft twee punten behaald wordt er doorgedraaid en komen er nieuwe spelers aan de beurt. De spelers in de twee vakken aan de overzijden van het veld draaien na enkele minuten door
• Bij meer dan 14 spelers werken met twee organisaties
• Veldafmetingen: 16 m x 10 m
Coaching
• Explosief vrijkomen (vanuit een sprint)
• Achter de rug van de tegenstander starten
• Lichamelijk contact maken om weg te draaien
• Aanname aanpassen aan de omgeving: weten hoe groot de afstand is
• Communicatie: de speler zonder bal bepaalt waar hij de bal wil hebben
• De spelers in de vakken moeten zorgen dat ze in een schuine lijn komen t.o.v. de bal, omdat ze de bal dan direct door kunnen spelen
Oefenvorm 3: Partijspel 6 tegen 6 gericht op alle aannames
Organisatie
• Er wordt een 4 tegen 4 partijspel gespeeld met twee doelmannen. Daarbij staan er op twee verticale zijden twee spelers van elk team. Wanneer er een speler aan de zijkant wordt ingespeeld moet hij bij zijn eerste balaanname direct het speelveld in. Ook de overige drie spelers mogen dan uit het vak komen zodat de ontvangende speler direct druk op de bal krijgt van zijn tegenstanders en een keuze moet maken in zijn balaanname. Er ontstaat dan een partijspel 6 tegen 6 met twee keepers
• Als de bal uit is of er wordt gescoord brengt de trainer een nieuwe bal in.
• Veldafmetingen: 30 m x 25 m
Coaching
• Aanname aanpassen aan de omgeving: voor het ontvangen van de bal, de omgeving scannen
• Bij een aanname frontaal initiatief nemen: op een hoog tempo indribbelen
• Spelers die weg van de bal bewegen moeten uit de lijn van de directe tegenstander stappen om aanspeelbaar te worden. Hierdoor kunnen de spelers direct opendraaien wanneer ze worden ingespeeld