Thijs Fonken is dit seizoen trainer van Gemert O13-1 en probeert met zijn D-pupillen verzorgd op te bouwen. Naar zijn mening verzandde het team te snel in het spelen van de lange bal, wanneer er druk werd gezet op één van de verdedigers. “Opbouwen is volgens mij een van de meest complexe zaken om goed uit te voeren binnen voetbal. Natuurlijk willen veel trainers verzorgd voetbal van achteruit spelen, maar omdat uiteindelijk ook écht te kunnen bewerkstelligen moet het hele elftal zich bewust zijn van de manier waarop we dat graag willen.” Daarom kiest Fonken voor oefenvormen die een vereenvoudiging zijn van de wedstrijdsituatie. “Zo moet een verdediger onder druk inspelen en moeten middenvelders goed samenwerken tijdens het vrijlopen om aanspeelbaar te worden.”
Tekst: Tom Druppers
Hij kiest voor een gestructureerde manier waarop hij zijn trainingen inricht, zodat hij en zijn spelers houvast hebben en weten wat ze kunnen verwachten. “Als verlengde van de warming-up kies ik daarom vaak voor een pass-/trapvorm waarin de intensiteit van bijvoorbeeld de balsnelheid steeds hoger komt te liggen.” Daarna volgt er vaak een afwerkvorm waarin hij de doelstelling probeert te laten terugkomen. “Zo hebben spelers plezier en zijn ze onbewust bezig met doelstelling waar we aan werken gedurende die periode.” Steevast kiest hij vervolgens voor een positionele partijvorm waar de desbetreffende situatie, in dit geval het opbouwen van achteruit, zo realistisch mogelijk wordt nagebootst. “Ik vind het belangrijk dat spelers zelf dan leren om de juiste keuze te maken. Zo moest de indribbelende verdediger tijdens deze oefenvormen (zie onderstaand, red.) een keuze maken tussen het inspelen van een middenvelder of aanvaller.”
Ook de bespreking voorafgaand de wedstrijd sluit aan op hetgeen getraind is in diezelfde week. “Dan probeer ik er goed op te letten dat ik mijn spelers voornamelijk coach op de zaken die we behandeld hebben. Bij D-pupillen zie ik de wedstrijd als middel om uiteindelijk beter te worden. Het uiteindelijke resultaat vind ik natuurlijk ook belangrijk, maar ik waak ervoor dat dit ten koste gaat van de ontwikkeling van de spelers en het team.” Fonken werkt net als veel collega’s met een jaarplan, waar hij gedurende het seizoen stapje voor stapje één van de vier teamfuncties behandeld. “Ieder blok duurt twee weken en daarin werk ik van groot naar klein. Dat betekent dat we na de winterstop steeds specifieker ingaan op de taken van de verschillende linies.”
De jonge trainer heeft de luxe om bij Gemert met maar liefst vier trainers op het veld te staan. Hierdoor is er veel ruimte voor individuele aandacht en hij maakt daar dan ook dankbaar gebruik van. “Tijdens individuele gesprekken maken spelers kenbaar wat ze graag willen verbeteren aan zichzelf. Vervolgens laat ik hen een training voorbereiden, waar ze onder begeleiding van één van de trainers vervolgens aan gaan werken.” Bovendien sluiten de verschillende wensen van bijvoorbeeld verdedigers en aanvallers goed op elkaar aan. “Als onze rechtsbuiten graag sterker wil worden in zijn individuele actie gaat hij samen met een verdediger aan de slag, die dan kan werken aan het verdedigen in de één tegen één.”
TRAINING 1
VOETBALPROBLEEM: Het team heeft moeite met het opbouwen van achteruit en gaat (te) snel over op het geven van een ongeplaatste lange bal in diepte.
DOELSTELLING: Het verbeteren en structureren van de manier van opbouwen. Het vrijkomen en vrijspelen van de middenlinie en voorhoede staat hierin centraal.
EVALUATIE: Zodra de oefenvormen op de training goed verliepen heb ik geprobeerd de weerstand en intensiteit te verhogen door bijvoorbeeld extra tegenstanders in te zetten, of de veldafmetingen kleiner te maken. In eerste instantie was de vertaling naar de wedstrijd moeizamer, omdat deze manier van opbouwen een stuk risicovoller is. Echter boeken we veel progressie en gaat het inmiddels stukken beter.
Passvorm
Organisatie
- 12-16 spelers.
- Een pass-/trapvorm waarbij er twee kommetjes door elkaar lopen, om zo ook de ruimtelijke oriëntatie te verbeteren. De spelers lopen hun pass achterna en sluiten dan aan bij een nieuwe pylon.
- Geel speelt in volgende volgorde: 2-3-5-4-2. Blauw speelt in de volgende volgorde: 7-6-11-8-7.
Coaching
- Wees je bewust van de ruimte om je heen. In de wedstrijdsituatie zijn er ook tegenstanders, dus let hierop tijdens de passing en de looplijnen
- Aanname in één balcontact in de juiste speelrichting
- Maak contact met je teamgenoot door de bal na te coachen en oogcontact met elkaar te maken
- Houd overzicht tijdens het inspelen om de omgeving goed te kunnen scannen.
Afwerkvorm over de vleugels
Organisatie
- Een afwerkvorm met een doelman die start met een pass/trapcombinatie waarbij er een wisselpass gespeeld wordt. Speler 7 van geel speelt een pass naar speler 6 van geel. Speler 6 van geel speelt een diepte pass over de grond naar speler 11 van geel. Speler 11 van geel geeft een voorzet, terwijl speler 9 en 10 van geel positie kiezen voor het doel en proberen te scoren.
- Direct daarna wordt er gestart met dezelfde combinatie, maar dan wordt er gestart bij speler 11 van geel en wordt de voorzet gegeven door speler 7 van geel.
- Na een x-aantal minuten wisselen de spelers van posities en gaandeweg de oefenvorm komen zij dus in alle rollen.
Coaching
- Handelingssnelheid door de spelers in de as van het veld. Aanname in de goede richting bij spelers die voorzet moeten geven.
- Positie kiezen t.o.v. de bal voor spelers 9/10 die proberen te scoren vanuit een voorzet.
Variatie
- Methodische stap: toevoegen van een verdediger in het strafschopgebied, om zo wedstrijdechte weerstand te creëren voor de aanvallers.
Positie-/Partijspel
Organisatie
- Er wordt een positie-/partijspel gespeeld waarbij het veld is opgedeeld in drie verschillende vakken. In het beginvak wordt er 4 tegen 1 gespeeld door geel. Zij proberen een van de aanvallers, 6/8 van geel, in het eindvak aan te spelen. Wanneer dit lukt ontstaat er een 2 tegen 1 situatie en probeert het tweetal van geel zo snel mogelijk te scoren op een van de kleine doeltjes. Als er gescoord wordt levert dit 1 punt op voor de gele ploeg
- De spelers van blauw proberen in hun eigen vak te verhinderen dat er gescoord wordt. Als ze de bal veroveren proberen ze hem uit het vak te dribbelen. Als ze hierin slagen krijgen ze 1 punt.
- Na een x-aantal minuten wisselen geel en blauw van rollen.
Coaching
- In het beginvak moet geel proberen een aanspeellijn te vinden naar een van hun twee teamgenoten in het eindvak. Belangrijk om een hoog baltempo te hanteren en goed contact te maken met teamgenoten.
- De 7/11 van blauw in het middenvak proberen de aanspeellijn dicht te maken om voorwaarts spel te voorkomen. Zij proberen elkaar te ondersteunen door goed positie te kiezen en elkaar te coachen
- 6 en 8 van geel proberen in het eindvak vrij te lopen en moeten de loopacties op elkaar en de tegenstanders (in het middenvak) afstemmen. Zodra de aanspeellijn naar een van hen vrij is het belangrijk dat ze goed om de bal vragen
Variatie
- Methodische stap: in het beginvak 4 tegen 2 spelen, in plaats van 4 tegen 1 (moeilijker maken)
- Aantal balcontacten beperken
TRAINING 2
VOETBALPROBLEEM: Het team heeft moeite met het opbouwen van achteruit en gaat (te) snel over op het geven van een ongeplaatste lange bal in diepte.
DOELSTELLING: Het verbeteren en structureren van de manier van opbouwen. Het vrijkomen en vrijspelen van de middenlinie en voorhoede staat hierin centraal.
Passvorm
Organisatie
- Een pass-/trapvorm waarbij er twee kommetjes door elkaar lopen, om zo ook de ruimtelijke oriëntatie te verbeteren. De spelers lopen hun pass achterna en sluiten dan aan bij een nieuwe pylon.
- Er wordt gespeeld in volgende volgorde: 3-5-8-4-2-6-3. De spelers lopen hun pass achterna en sluiten dan achter aan bij een nieuwe pylon.
- 12 - 16 spelers
Coaching
- Wees je bewust van de ruimte om je heen. In de wedstrijdsituatie zijn er ook tegenstanders, dus let hierop tijdens de passing en de looplijnen
- Aanname in één balcontact in de juiste speelrichting
- Maak contact met je teamgenoot door de bal na te coachen en oogcontact met elkaar te maken
- Houd overzicht tijdens het inspelen om de omgeving goed te kunnen scannen
Variatie
- Methodische stap: passieve / actieve verdediger toevoegen om zo de moeilijkheidsgraad te verhogen
Afwerkvorm door het centrum
Organisatie
- De nummer 4 van geel dribbelt in en speelt in het beginvak samen met nummer 10 van geel een 2 tegen 1 tegen de nummer 4 van blauw. Zij proberen het eindvak te bereiken, waar de nummer 9 van geel en nummer 3 van blauw zijn. Alsdat lukt spelen ze daar 3 tegen 1 en proberen ze te scoren op een groot doel met doelman.
- Doordraaien: bij geel schuift ieder één plek door, dit betekent in de bovenstaande tekening dat 4 op de plek van 10 komt en 10 op de plaats van 9 komt. De verdedigers van blauw wisselen om beurten.
- Veldafmetingen: 25 m x 20 m
Coaching
- Oogcontact maken met teamgenoot tijdens het vrijlopen/inspelen
- De aanspeellijn naar speler 9 en speler 10 van geel moet open zijn, zodat beide spelers ingespeeld kunnen worden. Ze moeten schuin bewegen t.o.v. elkaar.
- Loopacties in en uit de bal maken in het begin- en eindvak om vrij te komen
Variatie
- Veldafmetingen aanpassen (groter / kleiner maken)
Positie/Partijspel: diepte zoeken vanuit de opbouw
Organisatie
- Veldafmetingen: 30 m x 30 m.
- Er wordt 4 tegen 1 gespeeld in het beginvak. Er kan direct diep gespeeld worden op het eindvak (met twee kleine doeltjes), daar wordt 3 tegen 2 gespeeld. Ook kan ervoor gekozen worden de nummer 10 van geel in te spelen in het vak met de nummer 8 en nummer 6 van de blauwe ploeg. Als speler 10 van geel de bal in het eindvak weet te krijgen en er wordt gescoord telt dit voor twee punten. Een regulier doelpunt (zonder een pass via het middenvak) levert één punt op.
- De spelers van blauw proberen in hun eigen vak te verhinderen dat er gescoord wordt. Als ze de bal veroveren proberen ze hem uit het vak te dribbelen. Als ze hierin slagen krijgen ze 1 punt.
Coaching
- In het beginvak moet geel proberen een aanspeellijn te vinden naar een van hun twee teamgenoten in het eindvak. Belangrijk om een hoog baltempo te hanteren en goed contact te maken met teamgenoten
- De 8/6 van blauw in het middenvak verdedigen de nummer 10 van geel en proberen de aanspeellijn dicht te maken om voorwaarts spel te voorkomen.
- Spelers van geel in het eindvak proberen vrij te lopen en moeten de loopacties op elkaar en de tegenstanders (in het middenvak) afstemmen. Zodra de aanspeellijn naar een van hen vrij is het belangrijk dat ze goed om de bal vragen.
Variatie
- Veldafmetingen aanpassen (groter / kleiner maken)
- Beginvak: 3 tegen 1 of 4 tegen 2 in beginvak (moeilijker maken voor TCT)
- Middenvak: 2 tegen 2 (makkelijker maken voor TCT)
- Eindvak: 3 tegen 3 (makkelijker maken voor TCT)