Er wordt veel gesproken over speler die twee stappen sneller kunnen denken. Maar hoe komt dit nu? Dit komt omdat deze spelers ook perfect weten wat er rond zich gebeurd. Voordat zij de bal ontvangen hebben zij hun omgeving gescand en weten zij wat er rond zich gebeurd, waardoor zij snel, en voor ze de bal hebben, kunnen beslissen wat de volgende actie is die ze gaan maken.
Tekst: Tom Druppers | Beeld: Zeb Jacobs
Zeb Jacobs, trainer/coach van het Belgische KVV Mechelen O11-1, heeft zich hierin gespecialiseerd en past dit veelvuldig toe in oefenvormen gedurende het seizoen. Hij besloot zichzelf de vraag te stellen hoe het kwam dat bepaalde spelers sneller denken dan hun ploeggenoten en tegenstanders. Dat vertaalde hij naar oefenvormen waar zijn pupillen veelvuldig in situaties zouden komen dat ze wel moeten kijken naar hun omgeving, voordat ze de bal ontvingen.
“Elke speler moet voordat hij de bal ontvangt over zijn schouder kijken, zodat het een automatisme wordt. Het moment waarop dat gebeurt is enorm belangrijk. Als een speler kijkt nadat hij ingespeeld wordt, is het moment al voorbij, maar als hij te vroeg is kan de situatie om hem heen weer compleet veranderd zijn.”
In de beginfase hadden zijn spelers erg veel moeite met de balaanname, omdat het scannen van de omgeving erg veel moeite vergt. “Ik zag dat het niveau van de aannames enorm omlaag ging. De bal ging dan vaak over of onder de voet door. Dat kwam omdat spelers het kijken direct moesten terugkoppelen naar een aanname in de juiste richting. Door veel te herhalen wordt het scannen op een gegeven moment een automatisme en vertaald dit zich na verloop van tijd naar een aanname die in relatie staat tot de omgeving.”
Als trainer probeert hij zijn spelers te helpen door in zijn coaching expliciet aan te geven hoe de aanname of het scannen verbeterd kan worden. “Het kan nog weleens frustrerend zijn als een speler zijn aanname keer op keer mislukt. Dat komt ook doordat spelers hier vaak voor de eerste keer kennis mee maken, omdat andere trainers deze oefenstof nog niet aanbieden. Geduld is dan het toverwoord. Ik probeer mijn spelers dan te stimuleren, zodat ze het blijven proberen. Dan focus ik me dus niet op de kwaliteit van de aanname, maar probeer ze dan voor te houden dat we bezig zijn met iets nieuws en dat ze daar uiteindelijk weer van zullen leren.”
Ook in de wedstrijdbespreking komt dit onderdeel vaak aan bod, aldus Jacobs. “De bespreking kent bij ons altijd drie onderdelen. Vaak bestaat dat uit aandachtspunten op mentaal, technisch en tactisch gebied. Op tactisch vlak zijn we het afgelopen seizoen veel bezig geweest met uit de druk voetballen, omdat het samenhangt met een goede balaanname in de ruimte.”
TRAINING 1
VOETBALPROBLEEM: De spelers kijken niet over hun schouder als ze de bal ontvangen waardoor ze niet weten waar ze zich bevinden en draaien dan de drukte in.
DOELSTELLING: Spelers hun omgeving laten scannen door hen te leren over hun schouder te kijken. Voordat ze aangespeeld worden krijgen ze dan het besef hoe hun omgeving eruitziet, waardoor ze een beslissing kunnen nemen wanneer ze de bal ontvangen.
EVALUATIE: In het begin hadden spelers moeite met het moment waarop ze over hun schouder moesten kijken. Als je te vroeg kijkt kan de omgeving na de aanname alweer veranderd zijn, maar als je te laat bent mis je bal. Naarmate de training vordert zal je zien dat spelers hier bewust en onbewust mee aan de slag gaan en wordt er snel progressie geboekt.
Passvorm: doordraaien na voororiëntatie
Organisatie
- De gele speler speelt de bal in op de blauwe speler. De blauwe speler kijkt telkens net voordat hij de bal ontvangt over zijn schouder. De rode speler beweegt zijwaarts achter de pylonen. Als de rode speler achter een pylon staat, kaatst de blauwe speler de bal weer terug op de gele speler. Wanneer de passlijn naar de rode speler open is mag de blauwe speler opendraaien en hem inspelen. De oefenvorm gaat dan verder aan de andere kant en de gele en rode speler wisselen dan van rol
- Na 2 minuten wordt er gewisseld en komt er een andere speler in het midden
Coaching
- Blauwe speler: constant bewegen op de voorvoeten, zodat aannemen, passen en wegdraaien makkelijker wordt
- Blauwe speler: net voordat je de bal ontvangt over de schouder kijken
- Rode speler: blijven bewegen achter de pylonen
Variatie
- Rode speler een blauwe en rode pylon in de hand geven. Wanneer hij rood omhoog houdt betekent het: kaatsen. Als hij de blauwe pylon omhoog houdt mag de blauwe speler doordraaien en de bal inspelen
Passvorm: voororiëntatie met 3 ballen
Organisatie
- De gele en blauwe spelers zijn met elkaar aan het kaatsen. De rode speler in het midden speelt een van de twee blauwe spelers in die op dat moment de bal niet heeft, of net gekaatst heeft. Hij ontvangt daarna direct de (andere) bal van de blauwe speler. In één balcontact moet hij vervolgens doordraaien naar de andere kant en een van de twee gele spelers inspelen die de bal op dat moment niet heeft. De oefenvorm wordt daarna op dezelfde manier vervolgt: de rode speler ontvangt daarna direct de (andere) bal van de gele speler
- Er wordt met 3 ballen gespeeld
- Na 2 minuten krijgt een andere speler de rol van de rode speler
Coaching
- Gele + blauwe spelers: constant bewegen op de voorvoeten, zodat aannemen en passen makkelijker wordt
- Gele + blauwe spelers: opletten wanneer de rode speler de bal inspeelt, zodat de oefenvorm blijft doorstromen en niet stilvalt
- Rode speler: net voordat je de bal ontvangt over de schouder kijken
Variatie
- Makkelijker maken: in een vak de tweetallen van blauw / geel vervangen door één speler, zodat de rode speler alleen hoeft te letten op het positie kiezen van die speler
4 tegen 2 in 4 vakken
Organisatie
- Er wordt 4 tegen 2 gespeeld in vier verschillende vakken, die gemarkeerd zijn door de pylon in het midden. Iedere speler van de balbezittende ploeg, in de tekening blauw en geel, heeft een eigen vak. Na iedere pass moet de speler van het viertal doorbewegen naar een nieuw vak. Er mogen geen twee spelers van dezelfde kleur in één vak staan. Als een speler van het tweetal, in de tekening rood, de bal (bijna) afpakt benoemt de trainer een kleur en mogen ze op dat doeltje scoren
- Na 2 minuten wisselt het tweetal dat de bal probeert af te pakken van rol
Coaching
- Viertal: direct doorbewegen naar een ander vak na een pass
- Viertal: als een teamgenoot een bal speelt goed opletten of je met hem kunt wisselen van vak
- Tweetal: na een balverovering direct om je heen kijken bij welk doeltje je snel kunt scoren
TRAINING 2
VOETBALPROBLEEM: De spelers kijken niet over hun schouder waardoor ze niet weten waar ze zich bevinden in ruimtes en draaien dan de drukte in.
DOELSTELLING: Spelers hun omgeving laten scannen door hen te leren over hun schouder te kijken. Voordat ze aangespeeld worden krijgen ze dan het besef hoe hun omgeving eruitziet, waardoor ze een beslissing kunnen nemen wanneer ze de bal ontvangen.
Scoren: doordraaien na voororiëntatie
Organisatie
- Een van de vier blauwe spelers roept een kleur (in de tekening rood) naar de gele speler in het midden van het veld. De speler in het midden moet dan de rode pylon aantikken. Vervolgens roept dezelfde blauwe speler nog een kleur (in de tekening) blauw en passt vervolgens de bal naar de rode speler in het midden. De rode speler heeft dan een balcontact voor een goede aanname en moet dan scoren in het doeltje met de blauwe pylon
- De twee spelers die de oefenvorm hebben afgewerkt wisselen hierna van rol
Coaching
- Gele speler: constant bewegen op de voorvoeten, zodat aannemen en wegdraaien makkelijker wordt
- Gele speler: net voordat je de bal ontvangt over de schouder kijken
- Blauwe spelers: zorgen voor een strakke inspeelpass langs de grond
- Blauwe spelers: de kleur van het doeltje vlak voor de balaanname van de rode speler benoemen
Variatie
- Wanneer een blauwe speler de bal inspeelt en een kleur roept mag hij druk gaan zetten zodat de gele speler in het midden sneller moet handelen
Scoren: doordraaien na voororiëntatie + kaats
Organisatie
- Een van de vier blauwe spelers passt de bal naar de gele speler in het midden van het veld en roept een kleur (in de tekening blauw). De speler in het midden moet dan wegdraaien in een balcontact en de speler bij de blauwe poortjes inspelen. De speler bij de blauwe poortjes roept een kleur (in de tekening groen) en kaatst de bal naar de gele speler. De gele speler moet dan scoren in het doeltje met de groene pylon
- De twee spelers die de oefenvorm hebben afgewerkt wisselen hierna van rol
Coaching
- Gele speler: net voordat je de bal ontvangt over de schouder kijken
- Blauwe spelers: zorgen voor een strakke inspeelpass langs de grond
- Blauwe spelers: de kleur van het poortje vlak voor de balaanname van de rode speler benoemen
Variatie
- Wanneer een blauwe speler de bal inspeelt en een kleur roept mag hij druk gaan zetten zodat de gele speler in het midden sneller moet handelen
1 tegen 1: scoren op doeltje met kleur
Organisatie
- De blauwe speler speelt de bal naar de gele speler aan de overkant toe. Vlak voordat de gele speler de bal ontvangt roept de trainer een kleur van een van de vier doeltjes. Beide spelers mogen daar dan scoren als zij in balbezit zijn. De kleur kan gedurende het afwerken van de oefening nog veranderen
Coaching
- Gele speler: in de balaanname de bal direct richting het goede doeltje meenemen
- Blauwe speler: de lijn naar het doeltje in je looplijn proberen af te schermen zodat de gele speler daar niet kan scoren
- Zowel tijdens het verdedigen als aanvallen constant blijven rondkijken of de kleur van het doeltje veranderd
Variatie
- Uitbreiden naar 2 tegen 2