“Van nature hebben spelers de neiging om in balbezit te gaan zoeken naar een vrijlopende teamgenoot, noem het de eerstvolgende afspeelmogelijkheid. Tegenstanders denken ook zo. Wanneer die pass gespeeld wordt, zijn alle spelers vervolgens gefocust op de speler die dan in balbezit komt. De afspeelmogelijkheid die dan benut wordt is de tweede man, omdat hij als eerst de bal krijgt na het ontvangen van de pass.”
Tekst: Tom Druppers | Beeld: Giovanni Franken
“Voor de derde man is in mijn ogen een belangrijke rol weggelegd, want als hij zich slim weet te positioneren na het spelen van de eerste pass kan hij direct aangespeeld worden. Dit komt doordat de aandacht van de tegenstander uitgaat naar de twee spelers in balbezit en niet naar de derde, vrijlopende speler. Het is belangrijk dat spelers rondom de bal zich er bewust van worden dat er voor hun een belangrijke taak is weggelegd, ook als ze in eerste instantie niet aangespeeld worden, want in het daaropvolgende stadium kunnen ze bal alsnog krijgen op een misschien nog wel beter positie op het veld.”
Volgens Franken draait het om bewustwording bij spelers. “Een goede uitleg is dan belangrijk, maar niet voldoende”, zo zegt hij. “Het is namelijk geen patroon wat eenvoudig aan te leren is, maar een principe. Een principe is een gedachtegoed en in meerdere situaties toepasbaar. De juiste oefenstof is essentieel, omdat het spelers kennis laat maken met het derde man-principe, terwijl iedere situatie anders opgelost moet worden dan de vorige. Als je wilt dat spelers het derde man-principe gaan herkennen, moet je ervoor zorgen dat ze het op den duur gaan begrijpen, omdat het geen trucje is dat je simpelweg kunt aanleren.”
“Toch is het derde man-principe iets dat eenvoudig in te passen zou zijn in een patroontraining, waarbij de bal volgens een vaste route van voet tot voet uiteindelijk bij de derde man terechtkomt.” Franken is geen voorstander van dat soort trainingen, omdat ze volgens hem niet of nauwelijks toepasbaar zijn in wedstrijden. “Dat heeft weer te maken met veranderende omstandigheden, waardoor de aangeleerde automatismen wegvallen. Een patroon verloopt altijd op dezelfde manier, maar een wedstrijdsituatie doet dat niet. Ik geef mijn spelers graag vrijheid, bijvoorbeeld in een passvorm, om zelf tot combinaties te komen, zolang de derde man maar bereikt wordt. Volgens mij stimuleert dat de creativiteit, waardoor je als team en individu onvoorspelbaar blijft.”
Pass-stroomvorm: derde man (zonder weerstand)
Zie oefenvorm 2476 in De Oefenstof Database
Organisatie
• Er wordt gestart bij speler 3, die na het maken van een diagonale vooractie door speler 6 de bal inspeelt op speler 6
• Speler 6 kaatst de bal terug op speler 3, die een open passlijn zoekt naar de bewegende speler 9
• Speler 3 speelt de bal naar speler 9, die de bal ontvangt en klaarlegt op speler 8 of speler 10, die aansluiten richting de bal
• Vervolgens wordt de bal weer teruggekaatst naar speler 9, die vervolgens dezelfde
stroomvorm in gang zet, maar nu wordt er gestart vanaf de andere kant
• Veldafmetingen: aanpassen naar niveau spelersgroep
Coaching
• Coaching gericht op het kiezen van de juiste positie, moment, richting en snelheid
• Beperkte onderlinge coaching, omdat kijkgedrag belangrijker is dan onderlinge (sturende) coaching
Positiespel: 4 tegen 4 + 3 neutrale spelers (derde man)
Zie oefenvorm 2477 in De Oefenstof Database
Organisatie
• Er wordt een positiespel 4 tegen 4 (blauw tegen geel) gespeeld met 3 neutrale spelers (rood)
• De neutrale spelers mogen wanneer zij aangespeeld worden niet terug kaatsen op de speler van wie zij de bal hebben ontvangen, zodat het zoeken van de derde man wordt gestimuleerd
• Veldafmetingen: aanpassen naar niveau spelersgroep
Coaching
• Aandacht voor de bal, medespelers, tegenstanders en ruimtes
• Coaching gericht op het kiezen van de juiste positie, moment, richting en snelheid
• Beperkte onderlinge coaching, omdat kijkgedrag belangrijker is dan onderlinge (sturende) coaching
Partijvorm: 3 tegen 3 naar 2 tegen 1 (= derde man)
Zie oefenvorm 2478 in De Oefenstof Database
Organisatie
• Veldafmetingen: dubbel strafschopgebied
• Er wordt een partijvorm 3 tegen 3 met 1 keeper gespeeld in het strafschopgebied. Het drietal van geel probeert een voorwaartse pass te spelen richting de 9, die in het eindvak staat opgesteld. Als geel daarin slaagt sluit er één speler bij (de derde man) en wordt er een 2 tegen 1-situatie gespeeld in het eindvak
• De speler van geel die de bal speelt mag zelf niet aansluiten richting het eindvak, omdat hij dan niet de derde man is die bijsluit
• Wanneer blauw de bal afpakt in het strafschopgebied mag er gescoord worden op
het grote doel met keeper
Coaching
• Aandacht voor de bal, medespelers, tegenstanders en ruimtes
• Coaching gericht op het kiezen van de juiste positie, moment, richting en snelheid
• Beperkte onderlinge coaching, omdat kijkgedrag belangrijker is dan onderlinge
(sturende) coaching
Pass-stroomvorm: derde man (verschillende vakken)
Zie oefenvorm 2479 in De Oefenstof Database
Organisatie
• Er wordt een passvorm gespeeld, waarin het inspelen van de derde man wordt gestimuleerd
• In deze vorm hebben de spelers de vrije keus welke pass ze spelen en diverse combinaties op te zetten, waarin steeds de derde man bereikt wordt
• Na het versturen van een pass is het verplicht voor spelers om door te bewegen naar een ander vak, maar het vak mogen ze zelf kiezen. Er mag niet meer dan één speler in een vak staan
Coaching
• Aandacht voor de bal, medespelers, tegenstanders en ruimtes
• Coaching gericht op het kiezen van de juiste positie, moment, richting en snelheid
• Beperkte onderlinge coaching, omdat kijkgedrag belangrijker is dan onderlinge (sturende) coaching
Positiespel 3 tegen 1 in verschillende vakken
Zie oefenvorm 2480 in De Oefenstof Database
Organisatie
• Dit is een vervolg op voorgaande passvorm, waarin er zonder weerstand getraind wordt op het bereiken van de derde man
• Er wordt een positiespel 3 tegen 1 gespeeld met verschillende vakken, waar de verdediger (blauw) vrij mag bewegen door alle vakken
• De spelers hebben de vrijheid om te bewegen door de verschillende vakken en diverse combinaties op te zetten, waarin de derde man bereikt wordt
• Na het versturen van een pass is het verplicht voor spelers om door te bewegen naar een ander vak. Er mag niet meer dan één speler in een vak staan van de balbezittende ploeg (geel)
Coaching
• Aandacht voor de bal, medespelers, tegenstanders en ruimtes
• Coaching gericht op het kiezen van de juiste positie, moment, richting en snelheid
• Beperkte onderlinge coaching, omdat kijkgedrag belangrijker is dan onderlinge
(sturende) coaching
Variatie
• Positiespel: 4 tegen 2 (meer vakken)
Partijvorm: 6 + K tegen 6 + K - accent derde man
Deze oefenvorm is als basisvorm te vinden onder 1695 in De Oefenstof Database (zonder speciale spelregels)
Organisatie
• Er wordt een partijvorm 6 tegen 6 met twee keepers gespeeld met wedstrijdechte
spelregels (zoals bijvoorbeeld buitenspel)
Speciale spelregel:
• De enige toevoeging aan de spelregels is dat beide ploegen alleen kunnen scoren vanuit een combinatie met de derde man
Coaching
• Aandacht voor de bal, medespelers, tegenstanders en ruimtes
• Coaching gericht op het kiezen van de juiste positie, moment, richting en snelheid
• Beperkte onderlinge coaching, omdat kijkgedrag belangrijker is dan onderlinge
(sturende) coaching
Variatie
• Veldafmetingen aanpassen: groter / kleiner maken (o.b.v. niveau spelersgroep)
• Eventueel maximaal aantal keer raken (bijv. twee keer)